25 april 2014

Ring the bell


Zo meteen stappen we op. De koffers gepakt, de bagagerol volgestampt, alles met snelbinders vastgesjord. De motoren laten ronken en tweewielig koers naar het zuiden zetten. Ik zie ernaar uit. Maar daardoor heb ik ook haast. Want weggaan zonder nieuw blog, dat kan natuurlijk niet. En gisteravond was het te laat om nog tot tekst te komen. Ik had mijn tijd verdaan met het zoeken naar filmpjes getiteld 'Ring the bell". Nou ja, tijd verdaan..

De middag eindigde gisteren in een zaaltje waar we -een selecte groep professionals uit de vier grote steden- kennis konden nemen van de voorlopige resultaten van een onderzoek naar de effecten van hulpverlening na huiselijk geweld. Een meerjarig onderzoek, waarbij gezinnen betrokken waren met kinderen in de leeftijd van 3 tot en met 17 jaar. Het Verwey-Jonker Instituut (ook bekend van Kinderen in Tel - zie mijn blog 'Laag op de lijst') heeft zich vier jaar lang een slag in de rondte gewerkt om honderden ouders en kinderen te volgen en te onderzoeken wat geweld met hen doet. En wat het effect is van ingrijpen. In juni, als het onderzoek wordt gepubliceerd, zal ik er zeker nog op terugkomen.

Die middag leverde mij "Ring the bell" op. Ik had er nooit van gehoord. Op enig moment ging de discussie over signaleren en melden. Dat veel mensen wel signaleren, maar geen idee hebben hoe ze moeten handelen, wat ze kunnen doen. Hé? Was ik hier bij een sessie over een onderzoek of bij een brainstorm over mijn blog van vorige week? Het horen schreeuwen (of het vermoeden van verwaarlozing of het zien van slaan of hoe het ook zij): het heeft een gevoelige snaar geraakt.

En de discussie leidde tot varianten. Zo had iemand ervaren dat het had geholpen om een foldertje over Triple P bij mensen waar het heftig eraan toe ging in de bus te gooien. Waarna het schreeuwen verdween. 'Maar je kunt ook aanbellen', was een suggestie, 'en bijvoorbeeld om een kopje suiker vragen. Dan bemoei je je niet met de ruzie, maar je komt toch tussenbeide.' Ha. Handelingsalternatieven. Mogelijkheden om de bedeesdheid te doorbreken. Daar moest ik meer van weten.

En zo kwam ik terecht bij "Ring the Bell". Achter de link gaat één voorbeeld schuil, maar als je Youtube afgraast vind je meer filmpjes. Het gaat, als ik het in de snelheid goed begreep, om een actie in India. De aanstichter was een buschauffeur, die bij een familie aanbelde waar hoorbaar een vrouw werd mishandeld. Het aanbellen deed acuut het geweld stoppen. En met de enigszins vervreemdende vraag ging er nog een andere boodschap mee: let op, ik weet wat hier aan de hand is.

Waar ik vorige week nog dacht aan mogelijkheden om de kunst van het ingrijpen af te kijken, werd ik deze week al op mijn wenken bediend. Alleen is India geen Nederland en voor volwassenen zijn misschien weer net andere ingrepen nodig dan wanneer er kinderen bij betrokken zijn.
Daarom doe ik meteen een oproep: maak je eigen "Ring the bell"-filmpje van maximaal 30 seconden en stuur dat toe.  Kunnen we zo onze eigen handelingsalternatieven bij elkaar crowdsourcen. En hoeven we niet meer niets te doen.







17 april 2014

Schreeuwen


Lunchtijd. We zaten aan tafel, elk met zijn eigen slodderige broodje, bak sla, kom soep voor zich.  "Weet je," zei mijn collega, "ik moest huilen van je blog." De opmerking verraste en ontroerde me. Het was de opmaat tot een gesprek dat uitwaaierde van een blog schrijven naar de schurende randen die bij opvoeding horen. Over ontbrekende leien dakjes en dat actief luisteren een mooie tip is maar niet als je hondsmoe thuiskomt en nog drie monden moet voeden. 

Een andere collega schoof aan, luisterde even en lengde de woorden al snel aan met voorbeelden van de eigen ouderlijke onmacht. Schreeuwen kwam bovendrijven als de grootste gemene deler en met die constatering ontstond er omgevingsbesef. Schreeuwen is zo hoorbaar voor anderen. En die anderen kunnen er wat van denken. 

Wat ze zelf ook deed. "Kinderen bij mij in de buurt, ze schreeuwen soms zo verschrikkelijk", zei ze. "Je weet niet wat er is. En je wilt ook niet iemand zomaar beschuldigen." Opties en overwegingen passeerden snel de revue. Wel mee bemoeien, niet mee bemoeien. Je weet wie het zijn, maar je kent ze niet echt. Spreek je dan een vader aan op straat om te vragen of het wel goed gaat met de kinderen? Als een driedimensionaal overheidsspotje wees ik de weg naar het steunpunt huiselijk geweld. En verder zat ik net zo goed met de mond vol tanden. 

Het bleef me bezighouden. Ik vraag mezelf wel vaker af wat ik zou doen. Aan veel professionals stellen we tegenwoordig eisen: dat ze kennis hebben van huiselijk geweld en kindermishandeling en dat ze kunnen werken met de meldcode. Dat ze getraind zijn om signalen te herkennen en hoe ze die bespreekbaar moeten maken. Ook met degenen om wie ze zich zorgen maken.  

Maar als buurtgenoot zit je er maar mooi mee. Met je eigen vragen en onzekerheid. 
Bemoei je ermee, zegt mijn brein, ik weet het echt wel.  Maar hoe dan? En wat als je het niet bij het rechte eind hebt? Of als je erop aangekeken wordt? Of als... 

Ik bespeur zomaar mogelijkheden voor tweedekansonderwijs, voor cursussen op de volkshogeschool, in het buurtcentrum en bij Teleac, voor een TED-talk en Youtube-filmpjes. Je moet toch ergens de kunst kunnen afkijken. 

10 april 2014

Bekentenis


Meestal komt de tekst eerst. En ontstaat daarna in mijn ministudio op de keukentafel een foto, waarvoor ik speel met licht, plastic, glas, kralen en wat me maar zo voorhanden komt. Maar deze keer was het beeld er eerst. Vanwege een inktpot, omdat het zonlicht er zo mooi op scheen. En met de foto kwam de herinnering boven, losgedwarreld uit een stoffig hoekje van mijn geheugen.

In een flits was ik weer een jaar of acht en zat ik in de schoolbank, naast Trudy van de Spar, die niet zelf zo heette maar de winkel van haar vader wel. Het was een tijd waarin je nog met kroontjespennen schreef, in schriften met een groen omslag en een etiket voorop. Ik had een handschrift van de vlekkerige soort. Maar op een dag wilde mijn pen niet eens meer vlekken, de inkt trok rare glanzende strepen. Een dag later plakten de pagina's van mijn schriftje aan elkaar. En een dag later weer. Totdat het de juf opviel.

Wat er met mijn schrift aan de hand was, wilde ze weten. Ik had geen antwoord, alleen vrees. De inkt doet gek, zoiets zal ik gezegd hebben. De juf porde met de pen in de inktpot en haalde er iets uit, een dropje, zo te zien, al zag het dan blauw van de inkt. Wat dat was, vroeg ze. Een dropje dus. Hoe ik dat kon weten, wilde zij weten. Nou ja, dat kon je zien. En hoe het dan in de inktpot kwam. Geen idee. Met een schuin oog keek ik naar Trudy van de Spar. Zou zij... ? Nee.

Geen idee. Daar nam de juf geen genoegen mee. Ze wilde een verklaring. De dag verstreek, alle kinderen vertrokken, ik mocht pas gaan als de waarheid boven tafel was. Klem gezet met een dilemma. Ik wilde naar huis, ik miste mijn moeder en begon te huilen, wat zij opvatte als een schuldbekentenis. Of ik het eindelijk wilde toegeven? Dat ik het toch zelf had gedaan? Ja. Nog een snik. Ik mocht gaan.

Okay. Buikpijn. Dat had ik wel vaker in die tijd.




3 april 2014

Niet vervolgd


Vooruit. Het thema lag een weekje te wachten. En soms kan een thema dat niet hebben. Woensdag kreeg ik aan de lopende band tweets binnen over moties. Een debat in de Tweede Kamer dat werd gevoerd naar aanleiding van een uitzending van de EO. De strekking van het programma was dat maar bitter weinig daders van kindermishandeling worden veroordeeld.

Dus huiswerk te doen. Vandaag nam ik de moeite de uitzending te bekijken. Door het tumult van afgelopen week was ik niet meer onbevooroordeeld, maar desondanks probeerde ik met een open geest te kijken. Dat viel niet mee, heen en weer geslingerd tussen het rechtsgevoel dat misdaad bestraft moet worden en de wetenschap dat de werkelijkheid veel complexer is.

Nu ik erover nadenk, is dat wat me dwarszit aan de uitzending. De rechtlijnigheid. Er moest een punt worden gezet. De redenering is zodanig opgezet dat deze zichzelf bewijst. Zoiets als 'wij van wc-eend adviseren wc-eend". Een rekensommetje over het percentage plegers dat vervolgd wordt deugt van geen kanten. Het is een eendimensionale weergave van een misstand -want dat is kindermishandeling- die veel verschijningsvormen, oorzaken en mechanismen kent. En ik mis de vraag: waarmee is een kind het meest geholpen?

Akkoord. Die laatste vraag is wellicht een ander thema. Ook journalisten moeten keuzes maken. Maar juist een ernstige zaak als kindermishandeling is er niet mee gediend om zonder oog voor de nuance te behandelen. Alsof het simpelweg gaat om 'boeven vangen'. Dat laat onverlet het geschonden rechtsgevoel van de mensen in de uitzending, dat snap ik heel goed. Ik bagatelliseer de rol van het strafrecht niet. Integendeel. Wie een ander doodt of ernstige schade toebrengt moet daarvoor vervolgd worden. Maar elke zaak staat op zichzelf. En in sommige gevallen is het veel effectiever zijn om het strafrecht als stok achter de deur te gebruiken. Om om plegers te bewegen hulp te aanvaarden.

Hoeft er dan niks te veranderen? Zeker wel. Het aantal mishandelde kinderen is veel te hoog. Opgroeien met geweld, mishandeling, misbruik, verwaarlozing is een recept voor ziekte, trauma en potentieel nieuw geweld. Hulpverlening is in onze versnipperde wereld lang niet altijd effectief, diagnostiek moet verbeteren, de forensische expertise moet vaker worden ingezet om feiten boven water te krijgen en de hulpverleners en justitiële partners moeten ook beter samenwerken. En er is moed nodig, om niet weg te kijken, om vermoedens bespreekbaar te maken, om te staan voor de zaak, soms tegen de stroom in. Zodat kan gebeuren wat kinderen het liefst willen: dat de mishandeling stopt en ze weer veilig kunnen zijn.