30 mei 2014

Voetbal


Het is donker in de kamer. De gordijnen zijn misleidend want daarachter klinken de geluiden van de ontwaakte dag in het Franse Sarreguemines. Auto’s rijden af en aan en ik hoor het slijpende geluid van ijzeren wielen over rails. Ons hotel ligt tegenover het station van deze voormalige mijnwerkersplaats. Geen uitstel meer, ik moet aan de slag.

We kwamen er vrij laat aan, gisteren, en ik tolde doodmoe in bed. Gedurende de nacht hield een aanhoudende lage bromtoon me een tijdje uit de slaap. De excuusopties kwamen voorbij: paar dagen uitstel, weekje overslaan? Tsja, voelt toch als deserteren. Serieuzer probleem is dat de internetverbinding het nog niet doet.

De onthouden slaap was ook goed mijn thema nog eens te doordenken. Lucky Ajax. Dat voetbal opnieuw een aanleiding is… ik geef er niet intens om, al kan ik een zekere selectieve oranjelievendheid tijdens grote toernooien zoals het aanstaande WK niet ontkennen. Maar Lucky Ajax is van een andere klasse. De wereldtop van toen, denk aan Sjaak Swart, Richard Witsche, de broers De Boer, Stanley Menzo, balt nog graag een potje in de nabijheid van de jongens die het nu moeten maken. En op 3 juni spelen ze een bijzondere wedstrijd.

Een wedstrijd tegen het team huiselijk geweld van Amsterdam, een samenraapsel van spelers van steunpunt huiselijk geweld, GGD, politie, hulpverleners en gemeente. Om met die wedstrijd aandacht te vragen voor partnergeweld. Hoe ingrijpend dat is, partnergeweld, zeker als er kinderen bij betrokken zijn, weten we. En daar kom ik nog op terug binnenkort.

Voetballen tegen grote mannen: het was niet moeilijk om daar vrijwilligers voor te vinden. De geselecteerden van dit team zijn minstens zo trots als hun oranje counterparts in Brazilië. Maar als die laatsten het verprutsen en het sjagrijn is in te veel alcohol gesmoord vallen bij de ongeremde fans de klappen. Zo hebben voetbal en huiselijk geweld ongewild met elkaar te maken.

Daarom is het mooi dat nu de grote namen van weleer zich willen verbinden aan de strijd tegen huiselijk geweld. Als rolmodellen voor onze gewenste toekomst. Ze spelen op het veld waar onze veelbelovende jeugd doorgaans speelt. En ze kunnen vast nog heel veel toeschouwers gebruiken. Kortom: op naar De Toekomst!

22 mei 2014

Klokhuis


Weet je de ene week niet hoe je aan een onderwerp moet komen, de andere week struikel je erover. Zoals woensdag om precies te zijn. Wat wil je ook. 's Morgens bij de opening van EUCCAN, het Europees congres over kindermishandeling. Gedragswetenschappers, medisch specialisten, forensisch onderzoekers en tal van andere deskundigen uit 22 landen zijn deze week verzameld aan de Sloterplas. Lezingen, workshops, parallelsessies die genoeg opleveren voor de rest van het jaar.

's Middags op naar het Ketelhuis, voor de presentatie van het onderzoek van kinderombudsman Marc Dullaert naar de stand der zaken in de gemeenten. Is preventie van kindermishandeling daar wel op orde? Nou, tsja, niet echt, kan beter. Wel veel beleid, maar kinderen en ouders worden nog te weinig bereikt. En kijk, als het om gemeenten gaat, dan komt het dichtbij. Ik weet in ieder geval wat me te doen staat: uitpluizen hoe het eraan toegaat in Amsterdam en wat er beter kan. Mooie woorden waren er wel, dus dat geeft alvast moed. En de aangeboden gereedschapskist nodigt uit tot grasduinen.

Maar vooral was er Kim. Daar stond ze dan, een blonde schoonheid, in strak groen en hooggehakt, op het podium, naast de burgemeester en tegenover de zaal vol mensen uit 22 landen aan de Sloterplas. Ze kreeg een rapport aangeboden van het Trimbos Instituut. Niet voor niks. Want Kim speelde een hoofdrol in uitzendingen van Klokhuis over kindermishandeling. En die uitzendingen én het bijbehorende lespakket, zo had Trimbos uitgezocht, zorgden ervoor dat kinderen vaker over kindermishandeling spraken en na de uitzendingen ook vaker met de Kindertelefoon belden.

Daarom hebben wij mensen als Kim nodig. Kim heeft de moed om over haar eigen ervaringen op tv te praten. Dat is niet niks voor zo'n taboe-onderwerp. En intussen stimuleert ze, zelf intussen mega-krachtig, andere kinderen om te praten over mishandeling. En daarom hebben we programma's als Klokhuis nodig. Omdat je dan kunt leren wat plastic soep is, hoe een computerbrein werkt en waarom Michiel de Ruyter zo bijzonder was. Of wat kindermishandeling is, hoe je dat merkt en wat je eraan kan doen. In televisieland is dat ook moed, leerde ik gisteren. Het is afrekenen met de mythe, dat kinderen alleen maar vrolijke dingen mogen zien, omdat ze anders niet zouden kunnen slapen.

Pfoe. Is kijken naar Kim dan eng? Kom nou. Ik zou zeggen: snel naar Klokhuis via deze link en kijken. Dan slaap je maar een nachtje niet.

15 mei 2014

Songfestival


'Maar je gaat het toch zeker over dat liedje hebben? X vindt het maar raar dat ik me afvraag waar mijn blog deze week over moet gaan. Het kwartje valt niet meteen, het is nog vroeg. 'Je weet wel, het songfestival'. O ja. Meteen krijg ik weer de pest erover in, dat ik hartelijk bedankt werd voor mijn stem, maar dat die wel mooi te laat was. Hongarije moest het zonder mijn punt doen.

Waarom Hongarije? Noem het beroepsdeformatie. Of dat ik toch iets moest hebben om een keuze te kunnen maken en zoveel liedjes, dat hou ik gewoon niet uit elkaar. Of dat ik voor de inhoud ga. Of dat het toch gewoon een mooi liedje was. Mooi? Intens is een beter woord. Intens, tussen alle glamour en visueel geweld door.

Het gaat natuurlijk over András Kállay-Saunders en het liedje "Running". Ik begreep dat ruim vijf miljoen mensen in Nederland -en nog vele tientallen miljoenen elders in Europa- naar het songfestival hebben gekeken. Zouden al die mensen zich ervan bewust zijn geweest waar het over ging toen hij zong:
  She cries cries cries
  she's all alone
  Daddy why why why
  Leave me alone
  She calls for help
  She calls for help
  But no one seems to care
  She calls for help but no one seems to care 
?

Nu ik erover nadenk was het natuurlijk prachtig en dapper. Een statement. In een wedstrijd vanuit het diepst van je ziel het halve continent een spiegel voorhouden door kindermishandeling onder de aandacht te brengen. Dat krijg ik met mijn blog niet klaar (al doe ik mijn best).

Toch zit er ook een wrange kant aan. In gedachten zie ik hoe András concerten zal geven, in talkshows zal verschijnen, op festivals gaat optreden. Dat Running altijd weer op het repertoire zal staan en dat de concertgangers het lied kunnen dromen. Dat dan luidkeels in zaal of stadion zal klinken dat niemand zich wat ervan lijkt aan te trekken dat een kind om hulp roept. Maar dat die tekst geen betekenis meer heeft, hij zingt -armen hoog, lichtjes in de hand- gewoon zo lekker mee. En dat zou dan weer jammer zijn.



8 mei 2014

Fietsen


Mijn vriend Jan heeft een lange fietstocht gemaakt, de afgelopen veertien dagen. Vanuit het zuiden kraste hij heuvel op, heuvel af, soms stevig zonbeschenen en soms doornat, naar de Middellandse Zee. Jan is een ochtendmens en nog fanatiek ook. Hij maakte de trip namelijk voor de derde keer. Elke dag mochten we, als op de bagagedrager, via zijn verslagen even meegenieten van het zweet en het afzien, de hartelijkheid van hotelbazen en het monopolie van bakkers, en van de hond die van zijn baas mee mocht eten van het bord van zijn klant. Mijn vriend Jan, dus.

Met deze derde tocht had Jan een doel en dat doel is de reden dat ik hem en zijn inspanning van 1505 kilometer noem. Want dat doel gaat over kinderen. Kinderen die nu eens niet onze buren, onze leerlingen, onze sportmaatjes of die van onze kennissen zijn. Kinderen van ver, in een land waar straks heel de wereld naar kijkt, waar het vast een poosje stevig oranje zal kleuren en waar vreugde en verdriet hand in hand zullen gaan. Wat dan weer niks met kinderen heeft te maken, maar met winst en verlies. Brazilië.

Binnenkort kun je hier met een vertraging van enkele seconden het geluid van een schoen tegen een voetbal in Rio horen. Knap staaltje. Maar evengoed een koud kunstje om dan ook wat andere geluiden toe te laten. Daarom, vind ik, mag ik nu alvast de kinderen die zich achter de glimmende stadions en buiten het zicht van de camera's in de favela ophouden in onze huiskamers laten komen. Zodat we ook zicht op hun wereld krijgen. Zoals Jan het schrijft: "Het is de wereld van kinderen die leven in onhygiënische toestanden, die vaak niet naar school gaan, die door ouders op pad gestuurd worden om in de dagelijkse behoefte te voorzien. Het is de wereld van tienermoeders, van weggelopen en (ge)dode vaders, van wezen en halfwezen. Het is dus niet de wereld van Romario, Ronaldo en Neymar of ‘The girl from Ipanema’. Hoewel, ook de kinderen in de favela dromen in de voetsporen van deze sterren te treden en verlangend uitkijken naar de kampioenschappen en de spelen die er aan komen."

Het particuliere schooltje ‘Escola Saci Sabe Tudo’ geeft die kinderen elke dag even de gelegenheid om te ontsnappen aan de werkelijkheid van alledag en te dromen en werken aan een betere toekomst. En daarom ging Jan fietsen en stelde hij ons dagelijks op de hoogte van zijn vorderingen in kilometers en euro's. Want dat is natuurlijke de simpele clou, hij bracht geld bij elkaar voor dat schooltje. Dus wie meer wil weten over de school, zijn prachtige verhalen wil lezen en ook nog een gironummer zoekt moet even zijn website raadplegen.

1 mei 2014

Pluis-niet-pluis


Alweer maanden geleden raakte ik op een feestje aan de praat met een paar onbekende gasten. Het gesprek, vrolijk bijgestaan met een glas wijn, waaierde alle kanten uit maar kwam onvermijdelijk uit bij werk. En bij de gezondheidszorg. Daar was het gezelschap naar. Een van de gesprekspartners, die de kunst van het overdrijven goed beheerste, werd door zijn kompaan gelabeld als een pluis-niet-pluismannetje. Het wezen van de huisarts, zo kreeg ik te verstaan. Ah.

Na een tijdje vond de heren het welletjes en werd ik bevraagd op waar ik de kost mee verdien. Geen ontkomen aan. Huiselijk geweld, kindermishandeling, de woorden moesten vallen. Dat kwamen ze in hun eigen praktijk toch ook tegen, vroeg ik. En als dokters hadden zij toch ook met de meldcode te maken? Meneer pluis-niet-pluis verstrakte. "In dat geval bel ik als eerste mijn advocaat" zei hij. Een wonderlijke reactie, die ik niet begreep. "Je weet maar nooit," legde hij uit, "voor je het weet word je aangeklaagd."

Ik moest weer denken aan het voorval door een bericht in mijn elektronische brievenbus. Het bevatte een column van Rutger Jan van der Gaag, de voorzitter van de artsenfederatie KNMG. In zijn column moedigt hij artsen aan om door te vragen als ze huiselijk geweld of kindermishandeling vermoeden. Niet als keuze, ook als plicht, vanwege de kindcheck. Met de kindcheck - gek woord eigenlijk- moet een professional onderzoeken of kinderen gevaar lopen als een volwassen cliënt door medische of andere omstandigheden niet goed voor de kinderen kan zorgen. Van der Gaag schrijft: "Hoe moeilijk doorvragen bij vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld ook is, het is goed dat we deze rol hebben gekregen. Juist arsten kunnen door hun werk een belangrijke rol vervullen bij het tijdig signaleren van kindermishandeling en huiselijk geweld."   

Het ligt voor de hand dat ik me beter kan vinden in de zienswijze van Van der Gaag dan in die van meneer pluis-niet-pluis. Toch heb ik me afgevraagd of het niet te gemakkelijk is om over de laatste alleen verontwaardigd te zijn. En hoeveel van zijn collega's zouden met dezelfde angst zitten? En met  het dilemma tussen niet ingrijpen en een kind in de kou laten staan of wel ingrijpen met het risico dat je agressie over je afroept? Of het nu gaat om professionals of ongeruste buurtgenoten, de dilemma's zijn gelijk. Maar van professionals, zoals huisartsen, verwachten we meer. Daarom is het maar goed dat zij ondersteunende brancheorganisaties hebben en inspirerende columnisten.