5 juni 2014

Metro


Ik hou wel van de metro. Waar dagelijks duizenden mensen uit alle hoeken van Amsterdam en dus eigenlijk van de hele wereld bij elkaar in een metalen busje ondergronds gaan. Zal wel komen door mijn naam. Bij de bouw van de Noord-Zuidlijn is niet voor niks een beeldje van St. Barbara ingemetseld om de tunnelbouwers te beschermen. Ook goed voor mijnwerkers en doodgravers, gewoon voor alles wat de grond in moet. Maar dat terzijde.

Die metro dus. Vandaag kwetterde er een groep kinderen, in kleurige hesjes gestoken, zodat ze door de begeleidende juffen gemakkelijk gesorteerd konden worden. Bij het uitstappen boog een juf zich voorover om een kind te vertellen welke kant ze uit moest. In een doorgaande beweging gaf ze het meisje een kusje op de slaap. En of het daar nu door kwam, maar ineens schoot me een tafereel te binnen van een paar weken daarvoor. 

Terwijl ik instapte, naderde een vader met twee kinderen aan de hand. Een oudere man liep de metro in en de jongste van een jaar of drie hupte hem achterna. De ander, een jaartje ouder, bleef aan de hand van zijn vader kleven. Die nu toch aandrong dat het joch ook moest gaan. Diens lip begon te trillen, daarna volgden dikke tranen en een diep intens huilen. 'Maar jochie,' zei de man, 'je gaat nu met opa mee en papa is er over een paar uurtjes weer.' Snik, afscheid. De deuren sloten zich, het kind onverbiddelijk afsluitend van zijn vader.  

Een nauwelijks tembare impuls kwam in me op het jongetje te troosten. Maar dat was niet aan mij en het was niet nodig. De opa aaide hem over zijn bol en leidde hem met zachte druk  naar de stoel waar zijn broertje zat. Nog voor we bij het volgende metrostation kwamen, waren de tranen al opgedroogd. 

Toch zette het me aan het denken. Dat kind was met liefde omgeven, dat voelde je. Een kind om te koesteren. Dat heb ik niet bij alle kinderen. En ik vroeg me af wat het verschil maakt. Het was ontroerend toegankelijk verdriet, wat ik zag. Maar je hebt ook stil en afstotend verdriet. Dat ongemak inboezemt, dat je uit de weg wilt gaan. Zou het soort verdriet van kinderen afstralen? Zou gebrek aan liefde daardoor ook gebrek aan bescherming veroorzaken? Omdat lelijk verdriet geen impuls om te troosten oproept? 

Ik weet niet of het zo is, ik vraag het me gewoon af. Het zou de moeite van het onderzoeken waard zijn. Want stel dat dat zo is, dan hebben we nog hele andere barrières te slechten om kinderen te beschermen. Die in onszelf. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten